Het lijkt nog maar zo kort geleden. Hij zei maar een aantal woordjes, maar wist wel altijd goed duidelijk te maken wat hij wilde. Het is nog geen jaar geleden. Inmiddels vliegen de volzinnen ons om de oren en staan we als ouders elkaar regelmatig met open mond aan te staren: “Zei hij dat nou echt?” Het is nog lang niet foutloos natuurlijk, vooral die ‘r’ is nog veel te moeilijk, maar ik sta er van te kijken hoe hij de Nederlandse en Friese taal beheerst.
Want dat doen we: we voeden onze jongens tweetalig op. Bij ons thuis is de voertaal ‘Frysk’. Op één oppasdag in de week wordt veel Nederlands gesproken. We zingen Nederlandse liedjes, lezen Nederlandse boekjes en kijken Nederlandse filmpjes. Jurre (2,5) kent het verschil tussen beide talen. Vanavond zei hij het nog onder het eten: “Mem, ik zei het in het Frysk.” Als ik hem vraag naar de Nederlandse vertaling van Friese woorden weet hij die altijd feilloos te noemen en andersom.
Vergelijken kan ik het (nog) niet, maar zijn taalgevoel lijkt me goed ontwikkeld. Wellicht ook niet gek met twee ouders als communicatieadviseur én liefhebber van de Nederlandse taal. Dat hij ook speelt met de taal, blijkt wel als we een spelletje memory doen. Ik vraag hem: “Weet je wel hoe dit spelletje heet? Memory!” Jurre kijkt me even aan en zegt vervolgens: “En Jurrory!”
Regelmatig horen we ook onszelf weer terug. Zo had Jurre een tijd geleden een fase dat hij op alles wat we tegen hem zeiden “Oké, pop!” terug antwoordde. Tegen zijn broertje zet hij nu ook een hoge stem op: “Hallo Sybem!” En een maand of twee geleden hadden we een kort gesprek tijdens het was opvouwen. Jurre: “Wil mem met mij spelen?” Ik: “Straks, ik ben eerst even aan het was opvouwen.” Jurre: “Dat klinkt spannend!”
Naast Nederlands en Fries ontwikkelt onze peuter ook zijn eigen taal. Regelmatig zingt hij kinderliedjes uit grootmoeders tijd. Eerst gewoon, vervolgens met zelfbedachte woorden. Zo gaat Moriaantje (kan dit liedje nu eigenlijk nog wel?) wandelen zonder ‘het’ (of zou hij het Engelse “hat” bedoelen?) en heet kabouter Spillebeen “Spillejens”, naar zijn neefje. Boekjes voorlezen probeert hij nu ook zelf te doen. Soms wijst hij een plaatje aan en vraagt me wie of wat het is. Even later hoor ik hem het verhaal reproduceren, waarschijnlijk voor zijn broertje of knuffel.
Ik vind dit een erg leuke fase. Als ik thuiskom na een dag werken vraagt hij me wat ik allemaal gedaan heb en waar ik geweest ben. Als ik naar zijn dag vraag, vertelt hij honderduit. We kunnen hele gesprekken voeren samen. Maar ’s avonds, als het licht op zijn slaapkamer bijna uit gaat, pakt hij zijn speen, kruipt hij bij me op schoot en luistert hij naar de verhaaltjes die ik voorlees en liedjes die ik zing. We wisselen nog een paar woorden en als het licht echt uitgaat, is het stil. Op naar de volgende dag.